Kirsten’s vakantie is een puinhoop. Haar moeder heeft ontdekt dat Kirsten zwanger is (en is daar vreemd genoeg dolblij mee). Haar verloving is verbroken. En ze zou niets liever doen dan kopje onder gaan in de sneeuw…
Ik wist eigenlijk al dat het een hopeloze dag zou gaan worden. De mannen – dat wil zeggen: mijn vader en zijn te dikke vrienden met teveel praatjes – stoppen om het half uur bij een of ander barretje naast de piste om daar een klein borreltje weg te tikken. Vroeger waren dat de leukste momenten van de dag – stiekem een Schnaps achterover drukken in de kerstige barretjes – om vervolgens als een ware held zonder enige remmingen naar beneden te gieren. Maar ik merk aan alles dat ik geen schnaps wil en dat elke bobbel op de piste niet een uitdaging, maar ineens een gevaarlijk object is waaraan ik mezelf en wellicht de foetus kan bezeren. Ik schrik van mij eigen gedachten. Foetus. Een baby. In mijn buik zit iets wat nu al gevaarlijke gedachten teweeg brengt. Hoe moet dat in godsnaam als ik….
“Kom op Kirsten, we gaan verder. De jongens willen nog een keer de zwarte piste,” buldert papa gevaarlijk. Hij heeft duidelijk al teveel Schnaps op en zijn buik schudt op en neer in zijn rode ski-jack alsof hij de Kerstman is. Alleen de witte baard ontbreekt. “Ik denk dat ik naar beneden ga pap. De sneeuw steekt straks weer op en ik heb geen zin om het zo koud te krijgen,” piep ik, terwijl ik richting de donkergrijze lucht knik. Dankzij de vele winters die we hebben doorgebracht in dit gebied kan ik het weer prima uittekenen. En in de sneeuw verkleumen is nu wel het laatste waar ik zin in heb. Pa zucht. “Vooruit dan maar. Wij pakken nog een keer de lift en komen dan naar beneden.” Ik knik en trek mijn ski’s weer aan.
Ik ben nog geen vijf minuten onderweg als de eerste vlokken beginnen te vallen. Geweldig. Ook dat nog! Ik graaf mijn gezicht diep in mijn gebreide shawl en tuur door mijn wimpers omdat ik ook geen skibril heb meegenomen. De piste die zich voor me uitstrekt vraagt om een heerlijke afdaling met scherpe bochten, maar ik besluit het rustig aan te doen. De menigte is blijkbaar vandaag thuisgebleven, want het is verdacht stil op de berg. Vluchtig werp ik een blik op mijn horloge en ik kom tot de conclusie dat ik nog mag opschieten als ik de laatste sleeplift naar de juiste bergafsplitsing wil halen.
Tenzij… ik de afdaling neem die niet aangegeven staat op de bordjes, maar die ik als geen ander ken. Mijn neven en ik leerden vroeger hoe we ons een weg moesten banen door de grimmige sneeuw offpiste. Honderden keren namen we de korte route door de bossen, wat natuurlijk de nodige hilarische valpartijen opleverde. Ik ben inmiddels gestopt aan de rand van het bos, kijk een keer om me heen en prik de skistokken in de grond terwijl ik stevig afzet. Met een vaart ontwijk ik de bomen in het bos en stop diverse keren om mijn weg uit te stippelen. De sneeuw is vers, maar hier heb ik gelukkig geen last van het slechte weer. In de verte zie ik het dal al voor me liggen. Met een rechtse bocht waan ik me om een grote kei heen. Een amateur zou hem niet herkend hebben, maar ik ken de knoest al jaren en… ik voel een stuk ijs onder mijn ski’s schuren en raak uit balans. “Fuck!” scheld ik binnensmonds en voor ik het weet schiet de ski los en tuimel ik met een ferme koprol voorover. Een doffe klap in de sneeuw volgt.
Ik heb geen idee hoelang ik er al lig, maar aan de sneeuw op mijn jas te zien, moet het al even zijn. “Gebroken been..”, schiet door mijn hoofd. Ik voel aan mijn benen, die in een vreemde houding onder me liggen. Mijn mobiel! Ik graai paniekerig in mijn jaszak en bedenk me dat mijn telefoon nog onaangeraakt in de lader op mijn hotelkamer ligt. “Ik heb geen mobiel bij me!” schiet het door mijn hoofd.! De schemering valt al in en ik begin in paniek te raken. “IS DAAR IEMAND???” schreeuw ik alsof mijn leven er vanaf hangt. En voor het eerst in al die jaren, is dat niet eens zo heel ver van de waarheid…